U gebruikt het scherm Presets om een preset toe te voegen of te wijzigen. Voor het toevoegen of wijzigen van presets is enige SQL-kennis vereist.
Als u een nieuwe preset heeft toegevoegd, kiest u in het menu Bewerken voor Test preset. U kunt een preset niet opslaan voordat hij getest is.
Om een gedefinieerde preset te activeren, opent u het scherm waarop u de preset wilt uitvoeren, bijvoorbeeld het scherm Artikelen. Is het selectieveld voor presets niet aanwezig, kies dan Presetinstellingen in het menu Beeld. Activeer vervolgens Toon preset keuzelijst. U kunt de gewenste preset nu selecteren in het preset-selectieveld.
N.B.: Als u het scherm Presets oproept vanuit het scherm Gebruikers, dan ziet u alleen de presets die bij de geselecteerde gebruiker zijn opgenomen. Roept u het op vanuit de map Technische basisgegevens, dan ziet u alle presets. U kunt deze filters wijzigen door in het scherm een andere preset te kiezen.
Let op: Het SQL-statement moet in ieder geval alle verplichte velden (kolomnamen) voor het scherm bevatten. U vindt deze verplichte velden in de stored procedure of, indien aanwezig, in de preset 'Dynamic SQL'.
Tip: U gebruikt de rechtermuisknop in het tekstblok om de functies op te roepen die aanwezig zijn in de script editor. U kunt hiermee uw preset opslaan op de server, markeringen aanbrengen, wijzigingen ongedaan maken etc.
Tip: In het tekstblok waar u de SQL-statements invoert, heeft u dezelfde mogelijkheden als in het scherm waarin u scripts toevoegt. Zo kunt u met de toetsencombinatie CTRL-spatiebalk een overzicht oproepen van alle beschikbare SQL-statements.
Presets bieden zeer uitgebreide gebruiksmogelijkheden. De precieze mogelijkheden worden bepaald door de query's die u zelf kunt bouwen met behulp van SQL-statements. U kunt hierbij gebruikmaken van:
select statements
from instructies
order by instructies
where instructies.
Zo kunt u met een preset zelf velden (kolommen) toevoegen die in de standaardselectie op het tabblad Lijst niet zichtbaar zijn. Met zogenaamde 'joins' kunt u zelfs velden (kolommen) uit verschillende tabellen binnen één scherm zichtbaar maken.
U kunt bijvoorbeeld een preset maken die alle regels in een scherm weergeeft, met uitzondering van die regels waarvan het statustype 'Historie' is. Op de uiteindelijke selectie uit de tabel (het resultaat van uw preset) kunt u vervolgens de functie Groeperen toepassen.
Met presets kunt u de structuur van de artikelverkenner bepalen. Standaard vormen de artikelgroepen daar het hoogste niveau, maar u kunt er bijvoorbeeld voor zorgen dat Oproep het hoogste niveau wordt.
De laatstgekozen preset van een gebruiker blijft bewaard. Wanneer u een scherm afsluit en weer opent, krijgt u het scherm te zien volgens de preset die u in dat scherm het laatst gebruikt hebt.
Presets zijn geheel gebruikersafhankelijk. Als een andere gebruiker op het werkstation inlogt, zal deze de presets van de eerste gebruiker niet zien.
U kunt de systeempresets niet wijzigen of verwijderen. U kunt het SQL-statement wel kopiëren, aanpassen en onder een nieuwe presetcode opslaan.
In een preset kun u parameters gebruiken.
U kunt commentaarregels opnemen in het SQL-statement van de preset. Dit verbetert de leesbaarheid en de onderhoudbaarheid van het SQL-statement. U neemt het commentaar als volgt op:
/* commentaar */
Let op: Ziet u als gebruiker maar een zeer beperkt aantal records in een scherm of zoekt u een record waarvan u zeker weet dat het aanwezig is, controleer dan of er in het scherm een beperkende preset actief is. Selecteer Beeld, Presetinstellingen. Activeer het veld Toon preset-keuzelijst. Controleer vervolgens in de preset-keuzelijst in het scherm welke preset actief is. Wilt u een overzicht van de meest uitgebreide selectie in het scherm, kies dan de standaardpreset Defaultselectie.
Als u in een preset een parameter gebruikt, past u op de preset een soort filter toe. U kunt in een preset één of meer parameters opnemen. De parameters zijn onderdeel van het SQL-statement van de preset; op het tabblad Parameters kunt u ze nader specificeren.
U kunt bijvoorbeeld de parameter 'Werknemer' opnemen om binnen een preset een selectie op personeelscode te kunnen maken. Als u een scherm opent waarin deze preset is geselecteerd, dan stelt Isah de vraag van welke werknemer u de gegevens wilt zien. Er wordt daarbij een voorkeurswaarde voorgesteld, maar u kunt altijd een andere waarde kiezen.
Een ander voorbeeld van het gebruik van parameters betreft het verantwoordelijk personeelslid dat is toegekend aan productiedossiers. U kunt de verantwoordelijke opnemen als parameter bij een preset voor het ophalen van productiedossiers. Wanneer u de preset selecteert, krijgt u eerst de vraag van welke verantwoordelijke u de dossiers wilt zien. Vervolgens worden alleen de productiedossiers getoond waarvoor het gespecificeerde personeelslid verantwoordelijk is.
Het gebruik van parameters heeft een aantal voordelen. U kunt bijvoorbeeld nog nauwkeuriger aangeven wat u op het scherm wilt zien. Daarnaast opent Isah de schermen sneller, omdat alleen een selectie van de gegevens opgehaald wordt.