Om SCI te kunnen gebruiken, moet de module in uw licentie geactiveerd zijn. Vervolgens zijn enkele installaties nodig. Deze worden beschreven in de technische documentatie:
De databasegebruiker waarmee Isah in de webservice inlogt, moet de juiste databaserol hebben: de SupplyChainRole. Dit wordt gecontroleerd bij de installatie van de webservice. De waarschuwing die tijdens de installatie verschijnt als de gebruiker niet de juiste rol heeft, kan echter genegeerd worden. In dat geval zullen er problemen ontstaan als Isah bij het gebruik van ketenintegratie op de webservice probeert in te loggen.
Geef het adres van de Isah Supply Chain Message Service op in Isah Configuration, bijvoorbeeld http://localhost:3090/. U vindt het juiste adres in Internet Information Services (IIS).
SCSN-webinterface (optioneel; geldt alleen als u gebruik gaat maken van een webinterface)
Als u werkt met de verzendmethode SCSN, dan verstuurt en ontvangt u de elektronische berichten via een automatische webinterface, en niet via bijvoorbeeld de mail. Hiervoor installeert u de Supply Chain Interface Service (zie hierboven). Daarna is het nodig om uw webinterface te configureren. Dit gebeurt in Isah Configuration en in de Isah Supply Chain Website (uw webinterface).
Isah Configuration:
Onder General Settings, Supply Chain Integrator vindt u de instellingen die Isah voor de juiste werking van de website nodig heeft:
Queue configuration
Queue address
Interface address.
Isah Supply Chain Website:
Voeg uw Message Service toe. Het is mogelijk om met meerdere Message Services te werken, maar in de praktijk zal dit alleen voorkomen als u meerdere interne administraties voert.
Geef voor elke Message Service aan hoe u zich bij een andere partij aanmeldt (outgoing authentication). De Message Service zal namelijk, om berichten te sturen en op te halen, contact moeten leggen met de webinterface van een ander bedrijf. Deze andere bedrijven verlenen u toegang door u aanmeldgegevens te sturen. Maak voor elk bedrijf waarmee u berichten uitwisselt een regel aan waarin u deze aanmeldgegevens invult.
Maak toegangsgegevens aan voor elk bedrijf waarmee u via de webinterface berichten uitwisselt. Deze aanmeldgegevens stuurt u vervolgens naar het andere bedrijf, zodat zij zich vanaf dat moment bij uw webinterface kunnen aanmelden.
Ten slotte: De SCSN-interface gebruikt de SCSN-code van een bedrijf als unieke identificatie. Ook als u gebruikt maakt van een andere identificatiemethode in uw berichten (bijvoorbeeld GLN) heeft de interface een SCSN-code nodig. Vul dus bij alle bedrijven die u met de interface berichten stuurt de SCSN-code in op het tabblad Ketenintegratie, en doe dit ook bij uw eigen bedrijf (klant en leverancier '99999').
De SCSN-code van uw bedrijf kunt u zelf bepalen, zolang de codes binnen uw systeem uniek zijn. U zou er dus bijvoorbeeld de GLN voor kunnen gebruiken, aangezien GLN's wereldwijd unieke codes zijn.